Het gezinsleven


Beelden uit mijn kinderjaren

Als ik terugdenk aan mijn kinderjaren in de jaren twintig voel ik me weer omringd. We hadden zestien kinderen, keurig verdeeld 7 meisjes en 9 jongens. Grote gezinnen kwamen in die tijd veel voor; huishoudelijk personeel was in die tijd in overvloed beschikbaar en niet zo onbetaalbaar als nu. Mijn moeder werd terzijde gestaan door een kinderjuffrouw, een Duitse dienstbode, een werkster, een jong dagmeisje, een naaister, een verstelnaaister en een tuinman. De boodschappen werden via de zijdeur van de bijkeuken bezorgd. In die tijd werden alle boodschappen nog thuisbezorgd. Ik herinner me nog heel goed de melkboer die met een hondenkar door de straat reed en de melk met een litermaat in je pan goot.

Als je er nu zo op terugkijkt, leek het huishouden vroeger veel op een soort werkverschaffing. In voor- en najaar had je de grote schoonmaak. Dan werd al het meubilair bedekt met witte lakens en ging er een knoop in de gordijnen. Alle kamers en alle kasten moesten leeg, werden grondig schoongemaakt en dan weer ingeruimd. Het meubilair werd in de was gezet dat het glom. Dan had je nog ze zogenaamde maandelijkse “grote beurten” en regelmatig het kloppen van de kleden, het mangelen van lakens en ander groot wasgoed. Elke week werd vóór de zondag extra geschrobd en de buitenboel gedaan. De kachels vroegen voortdurend onderhoud en in het voorjaar werden ze gepoetst en bij sommigen naar zolder gebracht. Verder moesten er dagelijks kousen en sokken gestopt worden, kleren versteld en vermaakt worden. En duizend keer per dag ging de bel. Voor het zogenaamde “horen en bezorgen” voor betalingen aan wissellopers, voor de schoenmaker die wekelijks aankwam, de kolenboer, de olieman, voddenkopers, bedelaars, venters met veters en elastiek…ik hoor de voddenman nog zingen: “hè je nog wat op te ruimen? Vodden en benen!”

En de bedelaars (soms kinderen) “juffrouw wil je m’n marmotje zien ’t is zo’n aorig beessie.”

Als ik nog terugdenk aan mijn kindertijd voel ik me weer omringd door al de mensen, al die geluiden, al die alledaagse dingen uit een wereld van lang geleden..

Netty Langemeijer-Lucassen

Uit het boek Gooise verhalen

 

Hoe Boy in 1989 zijn broers en zusters omschreef:

JAN: Mijn oudste broer was tenger maar mentaal sterk. Hij was een levenskunstenaar en had als lijfspreuk: "Geen beter leven dan een goed leven". Hij handelde tegenover mij nogal eens als een soort pleegvader en de laatste wijsheid die hij mij leerde, was dat het probleem van het oud-worden door niemand wordt opgelost.
WILLY: Zij had als lijfspreuk "Handig zijn". Zij was een van de weinigen, die geen klas op school doubleerde. Zij was eerst laborante en ging op haar 27e jaar het klooster van Bethanië in, waar we menige familiereünie aan te danken hebben. Binnen afzienbare tijd is haar 50-jarig kloosterfeest te verwachten.
TONNY: Hij was mijn romantische broer, muzikaal en goed in voordrachten. Alsof ik een leeftijdgenoot van hem was, liet hij mij meeleven met zijn salarisopslag in zijn eerste baan, zijn nieuwe motor, zijn verliefdheid op Jopie, zijn wereldreis. Hij overleed aan een hersentumor.
LINY; Zij is mijn fijnbesnaarde zus, voor wie ook de kleine dingen van groot belang kunnen zijn. Een taartje eet ze met zeer kleine hapjes om geen smaakje te missen. Haar zelfgemaakte kerstkaarten zijn tot in de kleinste details uitgewerkt. Zij was Montessori-leidster. Ooit heeft Liny rijles gekregen. In die periode echter "leenden" haar oudere broers 's avonds stiekem de auto en op een keer ging daarbij de versnelling kapot: na elke 5 meter vooruit duwen moest je de auto 1 meter achteruit duwen, net zoals bij de Spring-processie. Liny heeft toen edelmoedig de kapotte versnelling bij mijn vader laten toeschrijven aan haar autorijlessen, zodat ze uiteindelijk niet leerde autorijden.
LEO: Hij was lang en mager en werd daarom "de lange lat"genoemd. Hij was de knappe huzaar van Boreel, die fijntjes kon vertellen over "zijn paardenknecht, die hem zijn laarzenknecht aanreikte". Zijn internering als officier tijdens de oorlog overleefde hij redelijk, maar zijn echtscheiding en de tegenwerking, die hij daarbij van de kerkelijke autoriteiten ondervond, is hij nooit goed te boven gekomen. Hij overleed aan een hartinfarct.
LOUIETJE: Hij is mijn dode broertje, waarvan ik zelfs de doodsoorzaak niet weet. Hij leefde maar twee dagen. Misschien was zijn doopwater te koud geweest , veronderstelde mijn vader. De ouderen onder ons gingen vroeger nog wel eens "grafje kijken" in Laren na de St.Jans-processie.
MARIA: Haar bijnaam was "de spriet". Zij is mijn strijdbare zus, die nooit om de moeilijkheden heen wil lopen, ze veeleer opzoekt. Als ik "kunnen" en "kennen" verkeerd gebruikte, dan werd me dat voor mijn hele verdere leven afgeleerd. Ze is natuurgids en zwemt nog goed op haar 70e jaar.
ANNIE: Zij was mijn spontane zus, erg emotioneel van aard. In haar jeugd vervloekte ze de nonnen, die haar vaak lieten zakken voor een examen en later werd ze zelf een non, die niet alleen haar hoofdakte haalde, maar ook de akte voor het lesgeven aan debiele kinderen. In haar overgangsjaren had ze nogal wat kritiek op haar klooster en kraakte ze zelfs enkele leegstaande leslokalen van haar orde, doch tenslotte is haar vernieuwingsdrang wat meer genuanceerd geworden en bij haar dood was er een goede harmonie met haar kloosterzusters. Ze stierf aan angina pectoris.
VINCENT: Hij is mijn artistieke broer. Hij schilderde, was muzikaal en kon goed voordrachten maken. Voor veel dingen liep hij warm en kon hij zijn medemensen enthousiast krijgen; alleen wist hij dan moeilijk te relativeren. Hij stierf aan een hartaanval op de tennisbaan, vandaar dat "game, set and match"in zijn overlijdens-advertentie.
NETTIE: Zij is mijn zorgende zus. Zij zorgde dat wij onze zucht tot spelen voldoende konden uitleven, speelde verstoppertje met onze "basje", speelde verpleegster als wij ziek waren, etc. Zij werd dan ook verpleegster en is ook nu vooral degene, die bij familiegebeurtenissen de zorg voor de communicatie op zich neemt.
PAUL: Hij is mijn snelle broer, op wiens sportprestaties ik wel eens jaloers was. Hij trof het niet met zijn eerste vrouw en zijn eerste baan, maar wist met veel veerkracht zijn leven opnieuw in te richten en wel met een vrouw, die nog sneller is dan hijzelf.
GERARD: Hij is mijn boeiende broer, een sterke persoonlijkheid met veel goede en minder goede eigenschappen. Hij schreef leuke familiekranten en was gastvrij in zijn tweede huis in Oostenrijk Sinds 1987 heb ik met hem nagenoeg geen contact meer, omdat hij of zijn vrouw niet kan begrijpen, dat het afstaan van een nier aan een broer op oudere leeftijd te veel gevraagd is.
HANS: Hij is mijn hobby-broer. Hij maakte mij vertrouwd met het houden van konijnen en duiven en leerde mij zeilen. Hoewel hij thans nooit ziek is, was hij in zijn jonge jaren vaak ziek en moest hij leunen op de verzorging van onze kinderjuffrouw. Hij is het tegendeel van een koude kikker en zeer serieus.
Uiteindelijk heeft hij het ook financieel aardig voor elkaar weten te "brouwen".(hij kreeg n.l. een erfenis van een Brouwer)
BOY: Eigenlijk heet ik Frans, maar dat was vroeger verwarrend, omdat mijn vader ook luisterde naar de naam Frans. Als veeleisende jongste jongen had ik de bijnaam "meneer de baron" en als het onhandige verstandelijke type ook de bijnaam "verstrooide professor". Gezien zoveel bijnamen was ik al jong uitdagend van aard. In 1988 ging ik in de VUT (Vervroegde Uitdienst Treding) en op 1 januari 1989 ben ik lid geworden van de Nederlandsche Genealogische Vereniging. (genealogie = voorouderonderzoek)
MIA: Zij is mijn initiatiefrijke zus. Door haar initiatieven hadden we een eigen dansclub en een tennisclubje. Ze nam me mee naar een filosofiecursus en in september 1988 verleidde ze me nog tot het volgen van een genealogie-TV-cursus. Door hoge bloeddruk heeft ze de laatste jaren haar initiatieven moeten inperken, maar wel verrijkt ze de familie nogal eens met haar kunstnijverheidsproducten.
LOUS: Zij is mijn gezellige zus. Als jongste van het gezin was zij zo aanhankelijk, dat ze de bijnaam "velpon"(=kleefmiddel) kreeg. Vooral zij zorgde voor de gezelligheid, als we speelden met het poppenhuis, de trein, de hut, e.d. Zij is nu, met een eigen gezin, dan ook uitgegroeid tot een echt (groot)moederdier. Niet alleen haar warmte maar ook haar humor is bijzonder.

 

 

Go back


een Koudekant Productie i.s.m. OOP Unlimited