Lous
Levensverhaal van Lous
Ik ben geboren in 1929 en was de jongste van de 15 Lucassen kinderen.
Toen ik twee jaar was klom ik 's avonds een keer uit bed om voor het open zolderraam
naar buiten te kijken. Er viel toen een snoepje uit mijn mond en ik klauterde
op een stoel om beter te kunnen zien waar het snoepje gebleven was met als gevolg
dat ik uit het raam viel zo'n zeven meter naar beneden.
Op dat moment was zoals gebruikelijk na het avondeten de rest van ons gezin
beneden de rozenkrans aan het bidden.
Iemand zei toen: "er valt geloof ik een kussen naar beneden", waarop
Mama meteen zei: "oh dat is Lousje". En jawel hoor, ik lag op het
grint naar adem te snakken.
Dokter Hoelen werd er bij geroepen en hoewel hij uitwendig niets kon ontdekken,
vond hij het toch maar beter om mij in het ziekenhuis ter observatie te laten
opnemen, want inwendig kon er toch van alles beschadigd zijn.
Na een paar dagen mocht ik weer naar huis, ik mankeerde gelukkig niets.
Er werden meteen ijzeren spijlen voor dat raam geplaatst en na dit voorval ontkwam
je helemaal niet meer aan het bidden van de rozenkrans na het eten want volgens
Vader was dat duidelijk mijn redding geweest.
Als
klein meisje kreeg ik van mijn oudere broers en zussen veel aandacht, ik was
tenslotte toch de jongste.
Zo kreeg ik van Willy die mijn peettante was altijd een extra groot cadeau en
als wij (Mia en ik) bij Lieny, Maria of Annie in bed mochten, werden ons allerlei
verhaaltjes verteld. Vincent vertoonde op onze verjaardagspartijtjes de poppenkast
en Netty speelde met ons "Pas op als je aan mijn Basje komt". Basje
was een voorwerp dat zij ergens in huis verstopte en als je het een keertje
vond, dan zei je niets, maar verstopte het op een andere plaats.
Ondanks het feit dat er al
15 kinderen rondliepen, wilden Mia en ik toch nog dolgraag een broertje of zusje.
We haalden daarvoor geld op bij de oudere broers en zussen en legden dat geld
voor de ooievaar in de oude kinderwagen.
Toen er de volgende ochtend niets in de wagen lag troostten wij ons door met
het geld naar Hopman te gaan, een snoepwinkeltje waar je voor 1 cent tien dropveters
kon kopen.
Op iedere verjaardag zorgde Mama er altijd voor dat er 15 pakjes waren. Je moest
dan op 'n stoel gaan zitten, de rest stelde zich dan op in een rij van de oudste
af en gingen zingend rond de tafel, zwaaiend met de 15 pakjes, om de spanning
op te voeren.
Op de lagere school zat Mia
één klas boven mij. Zij kon heel goed leren en als ik dan een
jaar later in die klas kwam te zitten had de juffrouw of zuster hoge verwachtingen
van mij, maar dat viel dan zwaar tegen want ik was bepaald geen "streber".
Mia organiseerde graag en richtte in die tijd een clubje op met de naam "de
vrolijke bende". Het clubhuis was bij ons thuis of in een klimboom ergens
op de hei. We moesten allemaal een poppetje maken en dat werd aan een stok gehangen.
Iedereen had ook een clubnaam zoals: dans, spring, huppel, lach enz.en natuurlijk
was Mia de voorzitter.
Vooral op de middelbare school
heb ik veel plezier gehad. Studeren deed ik niet veel, een zes voor een vak
vond ik genoeg, alleen voor gymnastiek had ik een acht of hoger.
Ook later profiteerde ik van het organisatietalent van Mia , maar ook van Boy.
Zij richtten toen een dansclub op. Boy zorgde voor de jongens want als meisje
durfde je die vroeger niet te vragen.
We hebben heel wat fuiven gehad in die tijd
Het feit dat je de jongste
bent heeft zo zijn voor en zijn tegen. Je ouders zijn al betrekkelijk oud en
na zo'n hele reeks kinderen krijgen de jongsten niet zoveel aandacht meer. Ook
de "Puf" was de laatste jaren dat ik thuis was weer teruggegaan naar
Utrecht om voor haar ouders te zorgen. De ouderen gingen één voor
één het huis uit en het werd daar steeds stiller.
Toen ik in de laatste klas van de HBS in Hilversum zat, ik was toen zeventien
jaar, kreeg Mama verschillende keren een lichte attaque. Ik deed toen het huishouden
en in die zeer strenge winter van 1947 schaatste ik 's avonds veel op een verlichte
ijsbaan
Toen ik medio 1947 uitslag
kreeg van het eindexamen waren Vader en Mama op vacantie en was ik alleen thuis.
Ik dacht dat ik wel zou zakken maar had tegen Vader gezegd dat ik toch een taart
wilde met een spreuk, want dat was de traditie thuis bij ieder examen. Jawel
hoor, er werd die dag een taart bezorgd met de tekst:"Slagen of zakken,
deze taart moest gebakken." Toen ik toch geslaagd was, werd ik op extra
veel examenfeesten gevraagd, omdat iedereen het zo zielig vond, dat ik zo alleen
was. Mia was toen al in het klooster, Boy en Hans zaten als militair in Indonesie,
alleen Paul, Gerard en Vincent kwamen af en toe eens thuis.
Na het eindexamen wist ik
eigenlijk niet wat ik wilde worden.
Daar er in 1947 een tekort was aan leerkrachten, was er dat jaar een éénjarige
spoedcursus voor onderwijzeres, speciaal voor meisjes met een middelbare schoolopleiding
en dat ben ik toen maar gaan doen. In 1948 was ik klaar en ik heb op jongensscholen
gewerkt in St. Nicolaasga, Utrecht en Naarden. De sfeer op jongensscholen was
vlotter en ik kreeg gelukkig altijd de eerste klas
Vrij snel na mijn eindexamen
zijn Vader en Mama naar een bejaardenhuis gegaan in Ouderkerk a/d Amstel op
aanraden van onze huisarts dokter Hoelen. Mama kon steeds minder, bij langer
wachten zou het verpleeghuis nog de enige oplossing geweest zijn.
Het huis werd verkocht en ik heb toen als zeventienjarige een paar jaar bij
Lieny en Felix onderdak gevonden.
Tussendoor ben ik ook nog een klein jaar bij de familie Wennen in huis geweest,
maar omdat Lieny overspannen raakte ben ik weer teruggegaan om Felix te helpen.
Hun vier kinderen waren toen nog klein.
Hockeyen
en tennissen waren mijn favoriete sporten.
In mijn elftal zat o.a. Ton Aelbers die vlak bij Lieny woonde. Toen haar verkering
heel plotseling uit was, ben ik veel met haar opgetrokken en toen ik bij Ton
thuis Miel een keer ontmoette, vroeg hij mij voor een studentenfeest in Wageningen.
Van het een kwam het ander en twee jaar na zijn afstuderen zijn we in Bussum
getrouwd
Ik kon een trouwjurk lenen van een vriendin, te weten Toos Claushuis, want veel
geld om te trouwen hadden we niet.
Vader mocht die dag voor het eerst uit het klooster en met zijn habijt en mooie
hoed had hij in zijn oude Bussum veel succes.
In 1955 gingen Miel en ik
in Oss wonen, waar Petra geboren is. Na ongeveer een jaar zijn we verhuisd naar
Boxtel en daar zijn Marjo, Karen en Olaf geboren. We hebben daar rond 29 jaar
heerlijk gewoond en zijn toen in 1984 voor vijf jaar nog naar Denemarken verhuisd.
Op 1 Januari 1989 werd Miel gepensioneerd en sindsdien wonen wij zeer naar onze
zin in Vught.
een Koudekant Productie i.s.m. OOP Unlimited