Maria
Levensbeschrijving door een van haar vriendinnen, Hanne Weitjens
Maria
werd geboren 7 oktober 1918 te Laren in een huis aan een plantsoen of park.
Toen ze bijna 85 was en in een verpleeghuis verbleef, kon ze zich dat nog herinneren.
In haar boekenkast stond de geschiedenis van de St. Jansprocessie, waarbij ze
waarschijnlijk heeft meegelopen.
Ze ging naar de H.B.S.(B) Daar is ze altijd blij mee geweest. Verder behaalde
ze de onderwijsakte lagere school en studeerde ze voor het Montessori-onderwijs,
waar ze altijd een fervente voorstander van is gebleven. Ook deed ze sociaal
werk. 5 jaar was ze werkzaam als Montessori-leidster.
Ze was sportief: zeilen, hockeyen en wandelen. Ze hield enorm van de natuur.
Ze werkte in clubhuizen in Amsterdam, Wenen en Den Haag, zowel bij kinderen
van de lagere school leeftijd als bij jongeren. Het was haar op het lijf geschreven:
haar Montessori-opleiding, haar grote liefde voor en kennis van de natuur, haar
creativiteit, haar zingen en boeiend kunnen vertellen, waren van onschatbare
waarde.
Maria ging steeds meer ontdekken dat er niet een aparte Werkelijkheid is naast
de 'gewone'werkelijkheid, maar dat alles van dat Geheim is doortrokken.
Bij Maria haar papieren lagen enkele woorden van E.Schillebeeckx.
Wij geloven geen abacadabra.
In wat ons geopenbaard wordt
moet te herkennen zijn
wat ons hart reeds lang heeft verlangd.
Openbaring hangt onlosmakelijk samen
Met de zin van het menselijk leven.
In 1966 ging ze werken in het militair hospitaal in Utrecht.
Ze bracht er haar vrouwelijke inbreng naast die van aalmoezeniers en dominees,
begeleidde patiënten en gaf lessen in geestelijke stromingen aan de leerling
verpleegsters.
In 1969 werd zij directrice van het St.Pieters en Bloklandgasthuis, een verzorgingshuis
in Amersfoort, waar ze tevens woonde. Ze deed haar werk goed, maar had moeite
met het regenteske bestuur.
In augustus 1971 vond ze een flat in Huizen en pakte ze haar stiel van Montessori
- leidster weer op temidden van een enthousiast team, o.a. als remedial teacher.
Ze had er goede jaren.
Ze deed meteen mee met de historische kring. Dit vond ze interessant en ze leerde
er mensen van Huizen kennen.
Ze werkte volop mee met activiteiten in de natuur, o.a. onderzoeken, het verbinden
van twee leefgebieden voor dieren over een weg, zorgen voor een onderdeel van
de heemtuin. Ook liep ze mee met een natuurgids en in 1977 behaalde ze haar
diploma voor natuurgids. Zo kon ze voortaan zelfstandig groepen begeleiden om
veel in de natuur te ontdekken.
Maria heeft heel graag in deze flat gewoond. Ze tooide flat, balkon en galerij
met planten en grasssoorten. Ze ontving en bezocht mensen die ze kende vanuit
de verschillende plaatsen waar ze had gewoond.
Wie zich haar vriendin mocht weten, kon zichzelf gelukkig prijzen. Maria was
in staat om je te horen, met je mee te leven, je te steunen, moed in te spreken
en te bevestigen. Wel moest je in staat zijn om vrij om te gaan met wat zij
je heel dringend kon aanraden. Tegelijk kon ze diep dankbaar zijn. Ze was énig
met kinderen. Voor twee van hen was ze mevrouw Bimbam vanwege een ketting die
de kinderen heel mooi vonden.
In de flat maakte ze contact met de anderen en ze vocht ook voor verbetering
van het onderhoud. Bij haar papieren lag, mooi versierd, de volgende spreuk:
Er waren eens drie mensen: Iemand. Iedereen en Niemand.
Op een dag moest er een belangrijke opdracht worden vervuld.
Iedereen werd gevraagd dit te doen. Iedereen dacht echter dat Iemand het wel
zou doen. En hoewel Iedereen het kon, deed Niemand het.
Hierdoor werd Iemand boos, omdat het de taak was van Iedereen en nu had Niemand
het gedaan.
Iedereen dacht dat Iemand het had kunnen doen, maar Niemand had zich gerealiseerd
dat Iedereen het niet wilde doen.
Op het einde beschuldigde Iedereen Iemand omdat Niemand deed wat Iedereen had
kunnen doen!
Maria was gewend om de taak van de Iedereen van dit verhaaltje wél op
zich te nemen.
Verrukkelijk waren voor haar
de wekelijkse uitjes met haar broer Boy. Ze genoten van de natuur en het gesprek,
waarbij onbekende zaken in boeken werden opgezocht.
Bridgen werd een nieuwe hobby.
Helaas, mensen ontvielen haar en zelf moest ze dokteren. Haar laatste levensjaar
verbleef ze in ziekenhuis, verpleegafdeling en verpleeghuis. Een heel zwaar
jaar. Ze had pijn en ze was niet steeds helemaal helder. Haar tijdsbesef was
weg, zodat ze dacht dat ze haar uren lieten zitten. Het maakte haar aanvankelijk
opstandig en lastig voor de verpleging, maar dit veranderde langzaamaan. Gelukkig
kreeg ze veel bezoek. Ze vocht nog lang voor haar leven. Het viel op, hoe ze
anderen gunde wat ze zelf fijn vond, bij voorbeeld de zangmorgen. Of - als ze
in de rolstoel gewandeld had- kon ze tegen een verzorgster zeggen: "Het
is mooi weer, u moet er ook van gaan genieten". "Zo werkt dat niet"
kreeg ze ten antwoord en dat begreep ze dan weer niet.
Ze kreeg nog een keer een uitje in een wagen waarin een rolstoel kon worden
vast gezet. Het ging naar de haar geliefde schaapskooi en werd besloten met
het eten van poffertjes, waar ze ook herinneringen aan had. De vrijwilliger-chauffeur
was alleraardigst, hij kwam uit Huizen en genoot er zelf ook van.
Ook heeft ze een keer gezwommen in een therapeutisch bad.
Ze zong graag, ook onderweg in de rolstoel. Ze was haar Moeder dankbaar, die
haar dat zingen had geleerd! Als ze geholpen moest worden, zong ze ook tegen
de pijn.
Maria was meer gewend om te proberen te geven en te onderwijzen dan om te ontvangen.
Deze houding zette zich voort in het verpleeghuis, ook naar haar jongste broer
toe en naar de kinderen van haar vriendin Marlous. Maar gaandeweg werd ze dankbaar
voor alle zorgen en trouw aan haar besteed. Ze werd meer ontvankelijk. Misschien
heeft ze zo haar leven kunnen afronden.
Ten langen leste is ze ingeslapen,
26 november 2003.
Bij haar crematie was de aula overvol.
een Koudekant Productie i.s.m. OOP Unlimited