Netty
Levensloop van Netty Langemeijer-Lucassen
Na de verhuizing van ons
gezin uit Amsterdam en Laren ben ik als eerste van ons gezin in Bussum geboren
op 25 November 1922
Gedoopt, Eerste Communie, gevormd en Plechtige Communie gedaan in de Koepelkerk
te Bussum aan de Brinklaan.
Ons huis stond tegenover het station en zag er goed onderhouden uit, de tuinman
zette er steeds nieuwe bloemen in naar gelang de tijd van het jaar. Het huis
en de tuin werd door de volgende bewoner verwaarloosd, toen opgekocht door een
projectmaatschappij en (toevallig!) brandde het af. De buurtvereniging was tegen
de sloop en kon ondanks een gevoerd proces de villa niet behouden.
Na de Bewaarschool achter de Koepelkerk ging ik naar de nieuwe Agnesschool naast
de kerk. Ik was erg verdrietig toen juffrouw Onna van de eertste klas ging trouwen
en we alleen achter de ramen van de klas mochten toezien.
Ik had een leuke jeugd er was altijd wat te vieren, we leefden ook heel erg
mee met de kerkelijke feesten. In de achtertuin werd circusje gespeeld, schooltje,
binnen werd er treintje gespeeld en droegen we voor. Vader vond het prachtig
om ons te laten optreden als er bezoek was. Ook herinner ik me dat ik vuurwerk
zat te verkopen achter een tafeltje aan de straat tussen het keukenlaantje en
de buren. Dat vuurwerk maakte Vincent met Bubi Blömer onze overbuur, in
hun schuur op Prins Hendriklaan No 6!! Later werd de tuin kleiner: er kwam een
garage en het keukenlaantje voor de kruidenier en slager, werd een oprijlaan.
Behalve een kinderjuffrouw hadden we een hulp voor dag en nacht, een keukenmeisje,
een werkster, een tuinman, een naaister en een verstelnaaister.
Al als klein kind wist ik dat ik verpleegster wilde worden. Was er iemand ziek
dan deed ik een servet om mijn hoofd en liep de trap op en af om broers of zussen
spelletjes of een boterham te brengen. Ik kon goed leren en was dikwijls de
eerste van de klas. De zesde klas mocht ik overslaan en meteen met mijn 10 jaar
op en neer reizen naar Amsterdam naar de voorbereidende klas van het Lyceum
op de Reijnier Vinkeleskade. Die klas moest ik echter doubleren en halverwege
de eerste klas moest ik terug naar Bussum naar de MULO; als ik thuis kwam uit
Amsterdam leerde ik nooit maar ging spelen op het Stationsplein, spelen was
mijn lust en mijn leven.. Met een grote groep kinderen uit de buurt speelden
we dan "Wuivertje" , hinkelen, touwtje springen, tollen met een zweepje,
een stokje met een oude schoenveter (tot wanhoop van de Puf, onze kinderjuf,
want steeds ontdekte ze dat er aan de schoenen iets ontbrak) Ook werd er gespeeld
op de veldjes aan beide zijden van het stationsplein, waar later winkels werden
gebouwd.
Later ging ik naar dansles en ging of organiseerde vele feestjes tot diep in
de nacht. (tot 4 uur of later en gingen dan naar de vroegmis om 6 uur!) We richten
een handbalclub WANA= "we are not afraid" op en ik werd voorzitter.
Na de MULO ging ik naar de tweejarige opleiding tot Huishoudkundige in Amsterdam.
Toen ik me als 15-jarige alleen ging aanmelden in de Frans Halsstraat , vroeg
de directrice of ik geen ouders meer had! Dikwijls ging ik naar het VCK (Verenigd
Cargadoorskantoor) waar vader één van de drie directeuren was.
Met vader ging ik veel uit o.a. naar de grote goochelaar Buzieau, naar het dopen
van een boot en naar de villa van een der directeuren in Zandvoort. Samen met
mijn broer Vincent kreeg ik vrij van school om de poppenkast te vertonen in
Hoofddorp waar een van mijn kloostertantes hoofd van de school was.
Met
17 jaar ging ik werken in het Goois Kinderziekenhuis in Huizen voor kinderen
die TBC hadden, nu de Trappenberg genoemd, daar ik nog te jong was om in de
verpleging te gaan. Na een paar maanden werd ik opgeroepen om te gaan "voorwerken"
in O.L.Vr Gasthuis in Amsterdam tot ik 18 jaar was. Een jaar later werd ik stapelverliefd
op een arts maar dat ging over. Als tweedejaars stopte ik er mee en trad in
bij het klooster van de Vrouwen van Bethanië samen met Maria. Vader twijfelde
of dit wel mijn roeping was. Op de afscheidsavond kwamen veel vrienden en vriendinnen
waaronder Gerard, mijn toekomstige man. Ik had wel al beloofd met hem te trouwen
maar was dat vergeten. Het was oorlog en samen met Maria fietsten we naar de
Koningsstraat in Haarlem waar de orde tijdelijk gehuisvest was. Onderweg maakten
we veel plezier en besteedden ons laatste dubbeltje aan een ijsje bij Schiphol.
In de oorlogstijd werden we er samen dikwijls op uit gestuurd om langs de boeren
te gaan om eten te bedelen voor onderduikers en Bethaniërs. Na zes heerlijke
en soms moeilijke jaren werd mij gezegd dat ik beter tot mijn recht zou komen
in een andere orde en trad ik in bij De Dochters van O.L.Vr.van het H.Hart in
Tilburg. Na ongeveer 3 jaren moesten we van de bisschop opschrijven wat voor
verbetering vatbaar was in dat klooster. IJverig ging ik aan de slag, maar voordat
die brief bij de bisschop terecht kwam (na lezing door de overste) werd mij
verzocht te vertrekken. Ik werd weer verpleegster in Amsterdam.
Ondertussen was Gerard Langemeijer met verlof uit Indonesië gekomen en
al vlug maakten we samen afspraakjes en vroeg hij mij ten huwelijk. Officieel
ging Gerard de volgende dag met een bloemetje in zijn hand naar vader die in
het OLVG lag om de hand van zijn dochter vragen!! Hier kon vader zich volledig
mee vinden.
30juli 1953 trouwden we in een vrij uurtje tijdens de verpleging in het stadhuis
van Amsterdam waar twee oude ooms getuige waren. Dit boterbriefje hadden we
nodig als ik gelijk met Gerard mee terug wilde op de boot naar Indonesië.
Daarna gingen we ons verloven en drie maanden later op 24 october trouwen in
de H.Hartkerk in Bussum. Verliefd en overgelukkig zijn we samen naar Keulen
op huwelijksreis gegaan en maakten later nog een langere huwelijksreis op de
Oranje naar Indonesië.
Uit mijn kindertijd herinner ik me meer de juffrouw aan wie ik mijn verhalen
kwijt kon. Later praatte zowel mama als vader met mij over hùn problemen.
Vader was nogal scrupuleus en maakte zich vooral zorgen over de jongens die
met niet-katholieke meisjes uitgingen Hij wandelde dan met mij vele malen achter
elkaar rondjes door Wladimirlaan en Albrechtlaan. Aan tafel werd het gesprek
in hoofdzaak gevoerd door vader met Jan aan de ene kant van de tafel en de Puf
met de kleineren aan de andere kant.
Jan en Ton klommen s'avonds laat langs de dakgoot naar beneden. Als ze binnen
wilden gooiden ze steentjes tegen het raam van de Puf drie hoog. Beiden hadden
een oude auto die met een pook werd aangezwengeld.
Willie werkte als analiste, was ernstig en was iemand op wie je kon bouwen.
Ze was als leidster bij de KJM (Katholieke Jonge Meisjes) in een bruin uniform
met een grote hoed op. Ik zat bij haar in de groep als rondeleidster. Tonny
was geestig, vrolijk, origineel en speelde piano. Ja bij onze opvoeding hoorde
pianoles bij de Heer Schnebbelie in de Prins Hendriklaan. Bij mij zonder enig
succes. Liny was degene die met feesten de versiering verzorgde. Leo was paardenliefhebber
en diende bij de cavalerie. In uniform noemde we hem met zijn grote blauwe cape
om: OLVr van Altijddurende Bijstand. Hij was net als de andere broers erg in
trek bij de meisjes. Maria was gezellig en sportief, ze trok veel met Liny op.
Annie had veel vriendinnen maar was zwaar op de hand. Vincent kon viool spelen
en was een beetje een Einzelgänger.Onder mij in leeftijd kwam de tweeling
Paul en Gerard die heel wat kattenkwaad hebben uitgehaald, waarbij Paul steeds
de kastanjes uit het vuur moest halen. Aan Paul heeft dokter Hoelen een zeer
goede klant gehad om hechtingen te verrichten, arm in de kom terug te plaatsen
enz. De anderen uit ons gezin die nu nog leven zullen over zichzelf vertellen.
een Koudekant Productie i.s.m. OOP Unlimited