Oorlogsherinneringen van Boy Lucassen

Als puber kon je in de oorlog zonder veel moeite wat bijverdienen:
Bij ons in Bussum waren n.l. de appels 20% goedkoper dan in Amsterdam, waar ik op school was.
Ook mijn konijnen brachten vlot geld op: ik voerde ze met afval van ons grote gezin en met brandnetels e.d. en ze gaven om de zoveel maanden meestal 10 jongen, die in die tijd heel wat waard waren. Het konijnenhok stond wegens het diefstal risico niet in onze tuin maar op het dak van de WC uitbouw. Dat dak moest zoveel konijnenpis verwerken dat het hok er dwars doorheen zakte. De dak-reparatie kostte mijn vader toch nog meer dan ik aan de konijnen verdiende, maar hij heeft het niet op mij verhaald.
Wel aten we met toen met Kerstmis konijn, een grote "Vlaamsche Reus", die tijdens zijn vruchtbare leven Aristoteles werd genoemd.

Mijn wat oudere broer Gerard handelde op veel grotere schaal, zodat het kon gebeuren, dat hij voordelig een partij cacao kocht, maar achteraf bemerkte, dat de partij voor meer dan de helft bestond uit gemalen dakpannen!

In het najaar van 1944 was er op een nacht een razzia waarbij de Duitsers ook ons huis doorzochten om de jongens te vinden die zich voor de Arbeitseinsatz hadden moeten melden.
Mijn broer Gerard bleef in bed liggen en beschikte over een Ausweis waarop stond dat hij geelzucht had. Hij wist aan de Duitsers duidelijk te maken dat dat zeer besmettelijk was.
Paul Hans en ik hadden ons verstopt in een geheime ruimte van de meisjes-slaapkamer, maar onze bedden waren nog warm zodat de Duitsers wisten dat we in huis waren.
Toen ze dreigden ons huis in brand te steken en met een jerrycan benzine kwamen aanzeulen, moesten we wel te voorschijn komen uit de meisjesslaapkamer.
Ik was toen 16 jaar en begon nog erg te blozen toen een Duitser mij vroeg: "Und war es schön beim Mädel ins Bett?"

We moesten in het toen geheel geëvacueerde Arnhem werken aan het herstel van kapot gebombardeerde dijken. Ik heb er vaak kunnen kanoën want er moesten telkens mensen naar de andere kant van de Rijn gevaren worden en daar kreeg je nog extra gevarengeld voor ook.
Ik was te jong om het gevaar te beseffen, ook al zag ik een keer Duitsers van een veerpont afvallen, een rijnaak, die beschoten werd, een Engelsman die onder schot gehouden werd.

Ondanks allerlei nare dingen, zoals zweren door vitamine-gebrek, verstopte stinkende WC-potten e.d. was het toch vooral een groot avontuur, ver van die strenge school en dat nare huiswerk. Toen een verkeerd afgestelde V-2 raket op 300 meter van ons gebouw ontplofte, sliep ik er heerlijk doorheen, terwijl de ruiten van onze slaapzaal gesprongen waren.

We sliepen op een matras met wat dekens en op een donkere avond probeerden we wat lakens te "organiseren". het lukte om via een keuken-uitgang op de verlaten straten van Arnhem te komen. We pikten bij een kapot-gebombardeerd huis wat lakens en slopen terug naar ons huisvestingsgebouw. Opeens riep een Duitse wacht "Halt, Werda?"
We smeten de witte lakens op de grond en wisten in het donker ondanks het schieten weer via de stille keuken-opening binnen ons grote gebouw te komen en in de massa te verdwijnen.
De volgende ochtend hoorden we via, via dat een Duitser bij het kantoortje had zitten klagen: "Da hätte ich gesternabend Wache und die verdammte Holländer die spielten das Gespenst!".

Later vond ik in een ander kapot huis een grote zak met enigszins uitgelopen erwten. Nadat de uitlopers er waren uitgeschud, heb ik de zak kunnen ruilen met iemand, die een oude fiets had georganiseerd en ben daarmee Arnhem uitgevlucht toen de bewaking er wat minder was geworden. Onderweg kreeg ik van een fidele bakker zo maar een heel brood toegestopt maar een paar kilometer verder bleek iemand dat brood al weer van mijn bagagedrager gejat te hebben.
Tien kilometer vóór Laren ging mijn gevulcaniseerde band los maar op de velg kon je nog vrolijk doorrijden om een dorp heen, waar toen - naar men zei - juist een razzia werd gehouden.
Bij kennissen in Laren heb ik me verkleed als meisje en ben zo goed thuis gekomen.

Het hoogtepunt bij de bevrijding van Amsterdam was wel een innige omhelzing van een non door een op een tank binnen-rijdende Canadees.
De non met grote kap en zwart habijt was mijn zus Annie, die toen was ingetreden in het klooster van de Voorzienigheid. De Canadees was mijn broer Vincent, die in de hongerwinter over de rivieren naar het zuiden wist te komen en een baan kreeg bij de informatiedienst van het Canadese leger.

Go back


een Koudekant Productie i.s.m. OOP Unlimited